Ik ben er bedreven in
anderen verantwoordelijk te maken
voor mijn bestaan.
Hier
houd jij mijn naam maar vast,
ik vertrouw mezelf er niet mee.
Herinner me
wanneer ik wankel.
Zeg dat ik bestond,
woensdag om 14 uur,
toen ik deze zin
hardop durfde uitspreken.
Zing mijn details terug
als een simpel melodietje:
dat ik te zacht spreek,
te laat lach,
mijn pijn liever vouw
dan neerleg
op tafel.
Het klinkt lief,
bijna teder,
maar het is angst
in kostuum.
Zo leg ik mijn adem
in de handen
van iemand
die nooit beloofde
niets te laten vallen.
En elke keer
dat hij struikelt,
word ik boos
niet om hem,
maar om het moment
waarop ik opnieuw besef
dat ik vergat
mijn eigen handen
om mezelf te sluiten.