Ik was nog maar een kleuter toen het gebeurde.
Te jong om het te begrijpen, te jong om het te onthouden.
Voor mij was die periode gewoon: spelen, slapen, groeien.
Voor anderen in de familie was het een nachtmerrie waar geen wekker voor bestond.
Jaren later pas, toen ik ouder was, werd er voorzichtig over gesproken.
Niet in één groot gesprek, niet met drama of veel uitleg.
Meer in losse zinnen, halve verhalen, stiltes ertussen.
Mama zei eens iets in de aard van:
“Er is ooit in onze familie iemand vermoord.”
Zo.
Gewoon, midden in een gesprek dat eigenlijk over iets anders ging.
Ik weet nog dat dat ene woord bleef hangen: vermoord.
Niet gestorven.
Niet overleden.
Niet “iets ergs meegemaakt”.
Nee. Vermoord.
Alsof er ineens een nieuwe kleur aan onze stamboom hing.
Eentje die ik voordien niet gezien had.
Vanaf dat moment had ik vragen.
Meer vragen dan antwoorden.
Wie was ze precies?
Wie heeft dat gedaan?
Hoe is het zover kunnen komen?
En misschien nog het meest:
Hoe leef je als familie verder met zo’n verhaal in je rugzak?
Mama vertelde af en toe iets meer.
Altijd met mate, altijd met een bepaalde voorzichtigheid.
Alsof ze voelde dat het zwaar was, maar dat ik recht had om te weten dat dit deel is van waar ik vandaan kom.
Later ben ik zelf artikels beginnen opzoeken.
Ik herkende de naam.
Ik las dingen die ik nooit meer kan “ontlezen”.
Zinnen over een lichaam.
Over wat er gebeurd was.
Over wat er met haar gedaan werd.
En dan dringt het pas echt door:
dit is geen willekeurig krantenartikel.
Dit gaat over iemand die bij “ons” hoort.
Iemand die ook een plaats had in de familie,
hoe ver of dichtbij die stamboomtakken ook van mij verwijderd zijn.
Dat besef is één van de kiemen geweest van mijn fascinatie voor moordzaken, daders en daderprofielen.
Niet omdat ik het “spannend” vind.
Niet omdat ik geniet van sensatie.
Maar omdat ik, sinds ik dat verhaal ken, nooit meer naar “de dader” of “het slachtoffer” kan kijken als alleen maar woorden.
Aan de ene kant is er een vrouw die niet gewoon een naam in een artikel is,
maar iemand met familie, foto’s, herinneringen.
Aan de andere kant is er iemand die een grens heeft overschreden waar geen weg terug van is.
En ergens daartussen zit een hele wereld aan vragen:
Wat gebeurt er in een hoofd voor het zover komt?
Welke kleine verschuivingen, frustraties, patronen leiden uiteindelijk tot één moment dat alles kapotmaakt?
Had iemand dit kunnen zien aankomen?
Had iemand het kunnen stoppen?
Ik kies er bewust voor om hier geen namen te noemen.
Geen data, geen plaatsen, geen details.
De mensen die dit van dichtbij hebben meegemaakt, dragen al genoeg.
Het is niet mijn bedoeling om oude wonden open te rijten,
of hun verhaal te claimen alsof het het mijne is.
Wat ik wél kan en mag vertellen, is wat het met mij gedaan heeft.
Het idee dat er in onze familie een moordverhaal bestaat,
heeft mijn kijk op geweld en misdaad voor altijd veranderd.
Plots waren true crime verhalen niet meer alleen dingen voor op televisie of in podcasts.
Ze kregen een echo in mijn eigen achtergrond.
Misschien is dat ook waarom ik zo geboeid ben geraakt door moordenaars, hun motieven en de psychologie erachter.
Waarom ik mij verdiep in daderprofielen, assisenzaken en reconstructies.
Waarom ik in mijn verhalen zo vaak in de hoofden kruip van mensen bij wie iets kantelt.
Omdat ik ergens diep vanbinnen voel:
dit is niet alleen “ver van mijn bed”.
Dit is ook een schaduwrandje in mijn eigen familiegeschiedenis.
En tegelijk blijft er een soort dubbel gevoel.
Langs de ene kant is er nieuwsgierigheid en drang om te begrijpen.
Langs de andere kant is er respect en terughoudendheid,
omdat achter elke zin in zo’n dossier echte mensen zitten
die niet vroegen om hoofdpersonages in een gruwelijk verhaal te worden.
Daarom schrijf ik deze blog zoals hij nu is:
zonder namen, zonder sensatie, zonder details.
Niet om het te verzwijgen.
Niet om te doen alsof het er nooit geweest is.
Maar om te tonen hoe zo’n verhaal, zelfs als je het niet bewust hebt meegemaakt,
toch doorwerkt in hoe je naar de wereld kijkt.
Ik kan die ene moord in onze familie niet uitwissen.
Maar ik kan er wel iets mee doen wat bij mij past:
proberen begrijpen, doorgronden, laag per laag.
En misschien is dat de rode draad in alles wat ik schrijf:
de poging om vat te krijgen op het onbegrijpelijke,
door woorden te zoeken voor wat anders alleen maar een stil, zwaar gevoel in de lucht blijft.
Misschien is dat ook waarom ik vandaag schrijf zoals ik schrijf.
Waarom mijn verhalen zo vaak draaien rond motieven, breekpunten en wat mensen tot hun uiterste drijft.
Niet omdat ik moord wil romanticeren, maar omdat ik al vroeg heb geleerd dat achter elke dader een mens zit,
en achter elk slachtoffer een hele wereld die verder moet.
Die ene moord in onze familie is nooit “mijn verhaal” geweest,
maar ze heeft wel mee bepaald welke vragen ik stel,
welke thema’s ik blijf onderzoeken
en waarom ik blijf graven in de duistere hoeken van de menselijke geest.
Misschien schrijf ik al die verhalen
om te begrijpen wat niemand ooit echt kan begrijpen.