Waarom ik niet kan stoppen met kijken in hoofden

Als ik moet uitleggen waar ik het meest door gefascineerd ben,
dan is het niet “moord”, “liefde” of “trauma”.

Het is iets daaronder.
Iets wat overal onder zit.

Ik wil weten hoe mensen denken.
Waarom ze doen wat ze doen.
Waarom iemand opstaat en zegt: “Vandaag ga ik door,”
en iemand anders zegt: “Vandaag kan ik gewoon niet meer.”

Die vraag laat mij al jaren niet meer los.

Ik kijk altijd twee keer

Ik betrap mezelf er vaak op dat ik twee keer naar mensen kijk.

Eerste keer: gewoon, zoals iedereen.
Hun haar, hun houding, hun blik, hun manier van praten.

Tweede keer: hoe zouden ze vanbinnen klinken?

  • Wat is het zinnetje dat als een kapotte plaat in hun hoofd blijft draaien?

  • Welke angst stuurt hen zonder dat ze het zelf echt doorhebben?

  • Wat is het verhaal dat ze over zichzelf geloven, waar ze moeilijk van loskomen?

Ik kan op restaurant zitten en me minder bezighouden met wat er op mijn bord ligt dan met de dynamiek aan de tafel naast me.

De vrouw die altijd lacht maar nooit echt ontspant.
De man die stil wordt wanneer hij over zijn vader praat.
Het kind dat eerst druk is en dan in één keer dichtklapt.

Ik fantaseer niet alleen. Ik observeer.

Ik zie:

  • wie zijn best doet om “normaal” te lijken

  • wie constant scant of hij/zij nog oké gevonden wordt

  • wie zich groot houdt maar in de ogen dat typische “ik ben zo moe” heeft

Dat is geen superkracht. Soms is het vermoeiend.
Maar het is wél waar mijn fascinatie begint.

Dat ene punt waar het misloopt

In verhalen, maar ook in het echte leven,
ben ik altijd op zoek naar dat ene punt.

Niet: “hij werd moordenaar”.
Maar: waar schoof het eerst een paar millimeter scheef?

  • Het moment waarop iemand besluit: “Ik zeg niets meer, het heeft toch geen zin.”

  • De eerste keer dat iemand denkt: “Als ik nu maar gewoon doe alsof alles oké is, dan laten ze mij met rust.”

  • Het zaadje van wrok, schaamte, eenzaamheid, dat later een heel bos wordt.

Ik vind het bijna nooit interessant om te zeggen:
hij is zo geworden door ‘trauma’.

Dat is te simpel.
Ik wil weten:
welke overtuiging is daaruit gegroeid?

Bijvoorbeeld:

  • “Ik ben niet belangrijk.”

  • “Ik mag niemand tot last zijn.”

  • “Als ik controle loslaat, loopt alles mis.”

Die zinnen zijn voor mij belangrijker dan eender welke plotwending.
Omdat ze verklaren waarom iemand:

  • blijft waar hij eigenlijk afgewezen wordt

  • alles over controleert op het werk

  • plots doorslaat in agressie

  • of net volledig bevriest

Ik ben gefascineerd door waar gedrag vandaan komt.
Niet om mensen te verontschuldigen,
maar om ze beter te begrijpen.

Hoofden als huizen

In mijn hoofd zijn mensen geen “karakters”.
Het zijn eerder huizen.

Bij sommigen zie je alles van buitenaf:

  • felle kleuren

  • grote ramen

  • veel lawaai

Maar als je binnenkomt, valt het op dat de kamers leeg zijn. Veel show, weinig diepte.

Bij anderen is de gevel gewoon grijs.
Je zou er zo aan voorbijlopen.
Maar als je binnenkomt, merk je gangen, kelders, zolders, kleine kamers met dingen die niemand ooit gezien heeft.

Die binnenkant fascineert me.

Hoe iemand zich aanpast.

  • De ene leert: ik moet luid zijn, anders besta ik niet.

  • De ander leert: als ik zo onzichtbaar mogelijk ben, dan ben ik veilig.

Het fijne is:
als schrijver mag ik binnen.
Ik mag in de kelder kijken, op zolder, in de achtertuin waar niemand komt.

En als mens doe ik dat eigenlijk ook voortdurend.
Al is het daar minder openlijk.

Waarom ik zo graag luister naar hoe mensen praten

Ik let heel erg op taal.

Niet alleen wát iemand zegt,
maar hóe.

Een paar voorbeelden van zinnen die mij altijd doen opveren:

  • “Ja maar, bij mij is dat niet zo belangrijk hoor.” → vaak iemand die zichzelf kleinmaakt.

  • “Ik ben nu eenmaal zo.” → vaak iemand die ooit het gevoel had geen ruimte te hebben om te veranderen.

  • “Het is hier altijd zo geweest.” → vaak iemand die niet geleerd heeft dat dingen anders mogen.

Zo’n zinnen zijn voor mij kleine ramen.
Je hoort in één woord hoe iemand naar zichzelf kijkt.

Ik vind het prachtig en pijnlijk tegelijk om te horen:

  • hoe streng mensen kunnen zijn voor zichzelf

  • hoe mild ze soms zijn voor anderen terwijl ze zelf nog in stukken liggen

  • hoe vaak iemand “grapjes” maakt over iets dat eigenlijk bloedserieus is

Dat is ook waarom ik hou van psychologische fictie:
ik kan met taal laten voelen hoe iemand denkt,
zonder er een hele diagnose op te plakken.

Waarom ik zo naar daders en slachtoffers kijk

Mijn fascinatie gaat niet alleen naar “gewone” mensen,
maar ook naar de uitersten.

  • Waarom wordt de ene persoon pleger en breekt de andere in zichzelf?

  • Waarom gaat iemand over de grens waar een ander nooit zou komen?

  • Wat gebeurt er in dat brein, in die geschiedenis, in die logica?

Ik geloof niet in simpele monsters.
Ik geloof in patronen, gemiste signalen, verkeerde overtuigingen die te lang geen weerwerk hebben gekregen.

Dat wil niet zeggen dat ik gedrag goedpraat.
Integendeel.

Maar ik wil wel begrijpen:

  • hoe iemand zichzelf rechtvaardigt

  • hoe hij zijn eigen verhaal herschrijft zodat hij met zichzelf kan blijven leven

  • waar precies de empathie is afgekapt

Die kant - daders, grensoverschrijders, profilers, moreel grijs -
prikkelt mijn schrijversbrein elke dag.

Omdat daar psychologie en verhaal perfect samenkomen.

Mensen denken vaak minder bewust dan ze denken

Wat me ook intrigeert:
hoeveel van wat we doen, eigenlijk automatisch is.

Iemand zegt: “Ik kies gewoon altijd de verkeerde partner.”
Is dat echt een bewuste keuze?
Nee.
Dat komt vaak voort uit:

  • wat ooit veilig leek

  • wat bekend voelt

  • waar je - hoe krom ook - “de regels” van kent

Iemand die als kind heeft geleerd dat liefde altijd een beetje pijn doet,
zal later vaak de mensen verkiezen bij wie het nét niet veilig is.
Niet omdat die persoon “graag gekwetst wil worden”,
maar omdat veiligheid onbekend terrein is.

Dat soort denkfouten, loyaliteiten, oude scripts…
ik kan daar blijven naar kijken.

Ik vraag me dan af:

  • Welke zin klinkt er nog in hun hoofd van vroeger?

  • Welk stuk kind-zijn is nooit geüpdatet?

  • Hoeveel van vandaag is eigenlijk gisteren in een nieuwe verpakking?

En ja, ik herken daar ook dingen van mezelf in.
Misschien ben ik daarom zo geobsedeerd door de binnenkant van anderen:
om mezelf beter te snappen via zijwegen.

Waarom dit zo in mijn schrijven kruipt

Mijn verhalen beginnen zelden met een dode op de grond.
Ze beginnen met:

  • iemand die ‘s nachts niet kan slapen

  • een blik die net iets te lang blijft hangen

  • een gedachte: als hij nu nog één keer over mij heen kijkt, doe ik iets wat ik zelf niet begrijp

Ik schrijf omdat ik:

  • wil laten zíen wat er in een hoofd gebeurt vóór er iets “ergs” gebeurt

  • wil tonen hoe een dader ook ooit gewoon een kind was

  • wil begrijpen hoe een slachtoffer zichzelf soms medeschuldig voelt, terwijl dat nergens op slaat

  • het fascinerend vind dat één opmerking een leven lang kan nazinderen

Mijn fascinatie voor hoe mensen denken zorgt ervoor dat ik:

  • geen simpele slechteriken kan schrijven

  • geen perfecte helden geloofwaardig vind

  • altijd zoek naar dat rafelrandje in elk personage

Aan de buitenkant: moord, keuzes, daden.
Aan de binnenkant: een brein dat met zichzelf probeert te leven.

Dát is wat mij boeit.

De gevaarlijke kant ervan

Er zit ook een keerzijde aan mijn fascinatie.

Als je zo bezig bent met hoe anderen denken,
loop je het risico jezelf constant aan de kant te schuiven.

  • altijd begrijpen

  • alles willen verklaren

  • elke klap willen nuanceren

“Ja maar, hij reageert zo omdat…”
“Ja maar, zij heeft dat nooit geleerd…”

Voor je het weet begrijp je iedereen
en vergeet je één iemand:

jezelf.

Ik merk dat bij mezelf:

  • ik begrijp waarom iemand mij negeert

  • waarom iemand op afstand blijft

  • waarom iemand hard is

En dus leg ik mijn eigen verwachtingen naar beneden.
Omdat ik hun binnenkant zo goed voel,
en die belangrijker maak dan mijn eigen binnenkant.

Daar moet ik alert voor blijven.
En dat is misschien nog het meest psycho-logische dat er is:
ook mijn eigen hoofd verdient onderzoek, bescherming, grenzen.

Waarom ik ermee doorga

Waarom blijf ik dan toch kijken in hoofden, in verhalen, in mensen?

Omdat ik geloof dat begrijpen
niet hetzelfde is als goedpraten.

Omdat ik zie hoeveel zachter de wereld zou zijn
als meer mensen wisten
waar hun eigen gedrag vandaan komt.

Omdat ik, als schrijver, nergens zoveel waarheid vind
als in die schemerzone tussen:

  • wat iemand doet
    en

  • wat iemand eigenlijk nodig had

En omdat ik ergens hoop
dat iemand die zich herkent in mijn verhalen, blogs of boeken
op een dag denkt:

“Oh. Dus ik ben niet raar.
Mijn hoofd heeft gewoon lang alleen moeten vechten.”

Misschien is dat wel mijn echte fascinatie:
niet alleen hoe mensen denken,
maar hoe mensen anders naar zichzelf zouden kunnen kijken
als iemand hun binnenkant eindelijk eens serieus neemt.

Op papier,
en daarbuiten.